H.P. Gelderman en Zonen, de werkgever

De periode 1830-1930 was de "Gouden Eeuw" van de Twentse textiel. De Nederlandse Handels Maatschappij (NHM) legde met de overheid en buitenlandse ondernemers de basis voor een omvangrijke textielnijverheid.  In 1830 woonden 2.529 personen in Oldenzaal, waarvan het merendeel in armoede. Met de oprichting van het Stads Armenfabriek in 1831 werd geprobeerd de armoede te bestrijden. De fabriek begon met de productie van pak-, zak-, en behanglinnen en bood voor honderden hulpbehoevenden werk. Negen jaren lang produceerde de fabriek  nagenoeg alleen in opdracht van de NHM.  

In het voormalig Agnesklooster was de Stads-Armenfabriek ingericht. 

In 1841 nam H.P. Gelderman de fabriek over.

De werkomstandigheden voor de arbeiders waren zwaar en rond 1850 maakten men werkdagen van 14 uur in de zomer en 11 uur in  de winter. Door de textielindustrie kwamen er steeds meer inwoners, maar de woningbouw liep hiermee niet in de pas met gevolg ook toen woningnood, om nog maar te zwijgen over de sanitaire- en drinkwatervoorziening. In 1866 opende H.P. Gelderman een spaarregeling. Op basis van vrijwilligheid konden de arbeiders een deel van hun loon in de spaarkas storten. Als vergoeding kregen zij 5% rente. in het zelfde jaar kwam er een ziekenfonds voor het personeel. Alle arbeiders waren verplicht lid. Arbeiders jonger dan 18 jaar betaald vijf cent per week, de ouderen tien cent per week.

Boetes voor te laat komen, vloeken, afleveren van slecht werk en het niet goed onderhouden van machines verhoogde de ziekenfondskas.

Tot aan de invoering van het Kinderwetje van Van Houten (1874) was kinderarbeid in Nederland  heel gebruikelijk. Maar om bij Gelderman te komen werken werd al in 1869 een minimumleeftijd voor meisjes en jongens van 12 jaar aangehouden. Kinderen van 12 jaar en ouder werden bij in dienst treden medisch gekeurd en moesten laten zien dat ze konden lezen en schrijven.     

Arbeider van H.P. Gelderman

1876 Invoering verplicht herhaalonderwijs voor jonge werknemers. Bij jongens gaat het om algemene ontwikkeling en bij meisjes om naai- en breiles. Werknemer mogen maximaal 2 uur overwerken per dag.

In 1881 werkten bij H.P. Gelderman totaal 819 personen.  263 in de spinnerij, 422 in de weverij en 134 in de juteweverij.

1883 Oprichting pensioen en ondersteuningsfonds. De firmanten van HPG storten periodiek grote bedragen in het fonds. Een werknemer moet minimaal 20 jaar bij de firma hebben gewerkt om voor een pensioenuitkering in aanmerking te komen. Voor jonge vrouwen bestond er "eene aanmoediging tot sparen in geval van huwelijk". Op 21 jarige leeftijd hadden vrouwen vanaf 1883 recht op een bonus van 25 gulden (vergelijkbaar met ongeveer een maandloon) op voorwaarde dat er minimaal 25 gulden op hun spaarrekening moest staan en dat ze konden lezen en schrijven en de naai- en breischool hadden doorlopen.     

1888 Uit de nalatenschap van H.P. Gelderman wordt 30.000 gulden ter beschikking gesteld voor een ondersteuningsfonds ten gunste van arbeiders die door een ongeluk in het bedrijf niet meer hun werk kunnen uitoefenen.

1891 Inrichting van een volksgaarkeuken speciaal voor arbeiders van buiten Oldenzaal. Deze werd in 1901 gesloten.  

Als Diederich in 1893 25 jaar getrouwd is met A.W.C. Ort (1847-1922) neemt hij het voltallige personeel (1.470 personen) mee voor een dagje uit naar Amsterdam. Dierentuin Artis en een voorstelling in Carré werden bezocht.

1898 Ter gelegenheid van de kroning van Hare Majesteit Wilhelmina was er een feeststemming in de spoelerij van  H.P. Gelderman en Zonen. De dames dragen allen een strikje en sommigen een sjerp. Op de achtergrond leden van muziekvereniging Semper Crescendo. 

1903 Oprichting van een Weduwen-  en Wezenfonds bedoeld als uitkering aan weduwen en wezen van overleden arbeiders. Het fonds had een aanvangskapitaal van 15.000 gulden dat door H.J.H. Gelderman (1857-1933) ter beschikking was gesteld. Verder kreeg het fonds zijn geld uit renten en jaarlijkse bijdragen uit de firma ( 50 cent per arbeider). De uitkeringen waren: weduwen zonder kinderen maximaal 30% van het gemiddelde weekloon in het laatste jaar dat de overleden arbeider voor zijn dood had verdiend. Met één kind  40%, met twee kinderen 50% , met drie kinderen 55% met vier of meer kinderen 60%. 

1906 Onder voorzitterschap van H.J.H. Gelderman werd de Vereniging Openbaar Belang opgericht die tot doel had het bouwen van goede en betaalbare arbeiderswoningen.

De eerste woningwet-woningen aan de Ootmarsumsestraat.

1909 Ter gelegenheid van het zilveren huwelijksfeest van H.J.H. Gelderman en A. Gelderman - Muller storten het echtpaar 20.000 gulden in de kas van de  ziekenzorg en bij de dood van mejuffrouw W.J. Gelderman bleek dat zij het voor die tijd aanzienlijke bedrag van f.30.000,= testamentair vermaakt had aan het pensioen- en ondersteuningsfonds van H.P. Gelderman.

Als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, bedroeg het aantal arbeiders 1.428 en bestond uit 266 meisjes en 166 jongens onder de 17 jaar, 587 mannen en 409 vrouwen. De werktijden werden minder, maar waren altijd nog 10,5 uur per dag en zaterdagmorgen 5,5 uur. 

De Eerst Wereldoorlog heeft weinig invloed op het personeelsbestand van H.P. Gelderman. In 1918 werkten er 1.389 arbeiders werkzaam, en in juli 1919 draaide de fabriek weer op volle toeren.

 

Vanaf 24 december 1923 was het stil Twente. In oost Nederland sloten 39 bedrijven waaronder HPG de poorten. Tweeëntwintig duizend textielarbeiders stonden aan de vooravond van Kerstmis op straat. In navolging van de Engelse katoenindustrie wilden de Twentse textielfabrikanten  een loonsverlaging van 10% doorvoeren. Volgens de fabrikanten waren de productie- en loonkosten zodanig toegenomen dat het ten koste  van de  concurrentie ging.

Niet alleen de loonsverlaging was de oorzaak van de patstelling tussen werkgever en werknemer, maar ook de principiële vraag wie het voor het zeggen had in de fabriek.     

De fabrikanten die mede door de arbeiders konden teren op een aanzienlijk vermogen konden uiteraard de staking langer volhouden dan de arbeiders.

Op maandag 5 mei 1924 werd het werk hervat.

Ondanks het arbeidsconflict schonk  in 1924 H.J.H. Gelderman vanwege zijn 40 jarig huwelijksfeest een half weekloon aan de arbeiders.

De beurscrisis van 24 oktober 1929 (Zwarte Donderdag) luidde een wereldwijde depressie in.  Ook Gelderman ontkwam niet aan ontslagrondes in 1931 en 1932. Verdienden in 1929 nog 1.723 arbeiders hun brood bij Gelderman, in 1933 was het aantal geslonken naar 969 personen. In 1935 was de crisis bedwongen en voor het uitbreken van de Tweede wereldoorlog in 1940 werkten er 2.068 mensen bij H.P. Gelderman en Zonen.

Duitse militairen met hun voertuigen op de Groote Markt.

Het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 en de capitulatie vijf dagen later veranderd het leven drastisch. Uitvoer naar overzeese landen werden afgesneden en invoer van ruwe katoen was niet meer mogelijk. Gebrek aan grondstoffen, gebrek aan orders, gebrek aan energie waren de oorzaken van verschillende ontslagrondes.

Dit komt sterk tot uitdrukking in  de afname van het personeelsbestand: 1941 - 1.870 arbeiders, 1942 -1.478 arbeiders, 1943 - 831 arbeiders, 1944 -674 arbeiders en 1945 nog maar 611 arbeiders in dienst.    

Na de Tweede Wereldoorlog wordt er maandenlang gratis melk aan de arbeiders verstrekt zodat ze konden aansterken na de gebrekkige oorlogsjaren.

De jaren na de oorlog nam de macht van de textielfabrikanten verder af. Een andere opvatting over arbeidsverhoudingen was er de oorzaak van, dat werkgevers in overleg traden met hun werknemers en niet langer alleen de lakens uitdeelden. Het was dan ook logisch dat in 1946 de eerste Collectieve Arbeids Overeenkomst in de textielnijverheid het licht zag en in 1953 kwam er een Onderneming Raad (OR). 

Directeur Herman P. Gelderman (1888-1968) afscheid als voorzitter van de Ondernemingsraad.

In 1947 keerde de productiecapaciteit naar de vooroorlogs niveau terug, maar de vraag naar manufacturen overtrof verre het aanbod. Daarom kwam de invoering van het ploegenstelsel en door schaarste op de arbeidsmarkt was Gelderman genoodzaakt om  arbeiders uit de noordelijke provincies en andere Overijsselse plaatsen te werven. Het personeelsbestand bedroeg in 1947 totaal 1.754 werknemers en liep in 1953 naar 2.384 personen, het hoogst aantal werknemers in het bestaan van de firma. 

Woningen aan de Beatrixstraat.

Om al die werknemers te huisvesten schonk H.P. Gelderman een fors bedrag ten behoeve ven extra bouwvolume voor zijn personeel.

In de Beatrixstraat werden in 1951 woningen  gebouwd voor "bazen" en in de Wilhelminastraat  en Julianastraat woningen voor "de gewone arbeider".  

1951 De heren Gelderman zwaaien het personeel uit dat een uitstapje maakt met de trein.

Het werk zit er voor vandaag op.

 

Vanaf 1949 tot 1960 werd jaarlijks, met financiële steun van Herman Gelderman werd de Geldermanrevue uitgevoerd in de R.K. Werkliedenvereniging St.Joseph, nu Stadstheater "De Bond".  

Semper Crescendo zorgden voor het muzikale gedeelte en middels schetsen, zangnummers en komische intermezzo's, in smeuïg Twents, namen de "artiesten" werknemers en de directieleden op de hak.

Met name jongeren gaven ondanks bereidheid tot het geven van een arbeidsplaats en opleiding, de voorkeur aan banen in de metaal en de confectie-industrie en in 1955 keerden werknemers de textiel definitief de rug.

Om de arbeidsschaarste op te lossen werden Italianen en Spanjaarden vanaf 1957 aangetrokken. 

Italiaanse gastarbeiders voor de ingang van het Geldermancomplex.

In 1963 kwamen via tussenkomst van De Nederlandse en Turkse regering  Turkse gastarbeiders naar Oldenzaal.

In 1967 was het aandeel buitenlandse werknemers in het productieproces veertien procent. 

In 1961 verscheen het eerste bedrijfsorgaan. Het personeelsblad verscheen elf keer per jaar in zwart-wit druk en tegen de Kerst in kleur. Het blad werd in 1967 als HPG-nieuws voortgezet.

In 1962 kwam er een winstdelingsregeling voor het personeel, maar was ook het jaar van de vrije val voor textielondernemingen. Overcapaciteit, productie door de "Goedkope Loonlanden" resulteerde erin, dat West-Europese landen een uitermate slechte concurrentiepositie kregen. Dat was ook bij Gelderman goed zichtbaar in dalen van het arbeiders. In 1962 nog 1.806, in 1966 nog 1.500, in 1968 nog 861 werknemers in dienst. 

Oplopende verliezen zorgden in 1966 voor het ontslag van honderden werknemers nadat de middelen, vroegtijdig pensionering en natuurlijk verloop tekortschoot. 

Na ruim drie jaar dat H.P. Gelderman en Zonen belangstelling had getoond tot fusie, maakte op 2 januari 1970 een persbericht bekend dat  het bedrijf verkocht was aan Koninklijke Textielfabrieken  Nijverdal-ten Cate. Het einde van het H.P. Gelderman en Zonen tijdperk.

Bronnen:

Boek: H.P.Gelderman & Zonen, Oldenzaal 1959

Boek: Bestemming Semarang van E.J. Fischer, J.L.J.M. van Gerwen en H.J.M. Winkelman